Op 16 september 2022 verdedigde Florit Marcuse succesvol haar proefschrift aan de Universiteit van Maastricht. Haar onderzoek richt zich op het optimaliseren van de klinische zorg voor patiënten met myasthenia gravis en thymomen (tumoren van de zwezerik ofwel thymus). Marcuse doet momenteel een opleiding tot longarts in het Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC), maar draagt myasthenia gravis nog altijd een warm hart toe, mede door de affiniteit met de thymus.
Promotieonderzoek Florit Marcuse
Let op. Dit is een ouder bericht. Het kan zijn dat de inhoud niet meer actueel is.

Myasthenia gravis (MG) gaat vaak gepaard met afwijkingen in de thymus. MG kan echter ook voorkomen als bijkomstige aandoening bij thymomen. Andersom hebben patiënten met MG een hoger risico op het ontwikkelen van een thymoom. De meeste patiënten met een thymustumor en/of MG hebben een indicatie voor het verwijderen van de thymus (thymectomie).
In het MUMC worden sinds 2004 bijna alle patiënten met een thymustumor geopereerd met behulp van de DaVinci robot (robot-thymectomie). Marcuse en haar team kwamen tot de conclusie dat de robot-operatie veilig en goed uitvoerbaar was bij het overgrote deel van de patiënten met MG. Gemiddeld duurt de robot-operatie 116 minuten en verblijft men drie dagen in het ziekenhuis. Het team zag dat patiënten die zowel MG als een thymoom hadden, een grotere kans hebben op het ontwikkelen van complicaties rondom de operatie. Een ervaren medisch team is dus van belang om deze complicaties tijdig te voorkomen- dan wel de kans zo klein mogelijk te maken.
Binnen de follow-up periode merkte 82,4 procent van de patiënten verbetering op van de MG in de jaren na de thymectomie. Uiteindelijk werd 47,8 procent van de patiënten met MG klachtenvrij na gemiddeld 26 maanden. Het is dus belangrijk om te beseffen dat het effect van de thymectomie ‘even’ op zich kan laten wachten, maar dat de meeste patiënten uiteindelijk dus wel vooruitgang bemerken. Daarnaast zag het team van Marcuse dat 10,8 procent van de patiënten met een thymoom subklinische (sluimerende) MG heeft. Ofwel, er zijn al antistoffen tegen de acetylcholinereceptor vindbaar in het bloed maar de patiënt heeft nog geen neurologische klachten. De resultaten laten daarnaast zien dat 91 procent van de patiënten met subklinische MG alsnog klinische klachten ontwikkelden, variërend van één dag na de thymectomie tot zelfs zes jaar erna.
Marcuse legt uit: ‘Deze publicatie toont aan hoe belangrijk het is om patiënten met een verdenking op een thymoom uitgebreid voor te bereiden op een thymectomie en daarbij moeten dus ook altijd de antistoffen bepaald worden. De kans op myasthene complicaties is namelijk groter bij patiënten met positieve antistoffen.’
Daarnaast kwam haar team tot de conclusie dat er ook een verband bestaat tussen afname van de hoeveelheid antistoffen tegen de acetylcholinereceptor (de titer) en afname van de MG-klachten. Bloeduitslagen kunnen de arts helpen om een inschatting te maken hoe het is gesteld met de MG, al moet nog wel verder worden onderzocht hoe deze uitkomsten exact kunnen worden gebruikt in de dagelijkse praktijk en in vervolgonderzoeken. Marcuse hoopt met haar proefschrift breed onder de aandacht te brengen dat het bij de behandeling van myasthenia gravis en thymomen van groot belang is dat er naast expertise ook een nauwe samenwerking wordt nagestreefd tussen de betrokken specialismen.