Beeldvormend onderzoek

Spieren in kaart brengen

Met een echo, CT-scan en een MRI is het mogelijk om de spieren zelf in kaart te brengen. De arts kan hiermee zien of de spieren van structuur veranderd zijn en zo ja, welke spieren meer en welke minder zijn aangedaan. Dat patroon kan kenmerkend zijn voor een bepaalde spierziekte.
Daarnaast helpen echo, CT- en MRI-scans de arts ook om een spier te kiezen waaruit eventueel een biopt genomen kan worden.

Echo

Een echografie van de spieren werkt ongeveer hetzelfde als een ‘zwangerschapsecho’.
De arts gebruikt een apparaatje dat geluidsgolven uitzendt die zo hoog zijn dat een mens ze niet kan horen. Als hij dat op de huid zet, kaatsen sommige delen van het lichaam het geluid eerder terug dan andere. Daardoor valt onderscheid te maken tussen bijvoorbeeld huid, botten en spieren.
De computer zet die informatie om in een foto. De arts beoordeelt of de spier op de foto dunner is dan normaal en bekijkt of sommige delen van de spier zijn vervangen door vet- of littekenweefsel.
Echo-onderzoek is niet schadelijk en niet belastend.

CT-scan

Voor een CT-scan worden achter elkaar verschillende röntgenfoto’s gemaakt. Elke foto geeft een dunne dwarsdoorsnede van het lichaam of het lichaamsdeel. Deze foto's worden vervolgens met een computer bewerkt en samengesteld, waardoor een 3D-beeld ontstaat. Hierop kan de arts zien of een spier is aangetast, of hij dunner is dan normaal en of er bijvoorbeeld veel vetweefsel in zit. Het maken van de CT-scan zelf duurt slechts ongeveer vijf minuten. De tijd van het hele onderzoek hangt onder andere af van hoeveel spieren onderzocht moeten worden.

MRI

MRI staat voor magnetic resonance imaging: beeldvorming met behulp van een sterk magnetisch veld. Een MRI-scan geeft een veel 'scherpere' afbeelding dan een CT-scan. Vooral de aantasting of beknelling van bepaalde zenuwen kan soms met een MRI goed in beeld worden gebracht.
Het maken van een MRI duurt langer dan het maken van een CT-scan, gemiddeld ongeveer een half uur. Deze tijd moet iemand ook stil kunnen liggen. Jonge kinderen (onder de zes jaar) krijgen daarom soms narcose. Ook wordt er om deze reden meestal begonnen met een echo, die minder belastend is.