CAR-T-celtherapie: de revolutionaire behandeling voor myositis?
Op de Spierziektedag gaf dr. Sandra de Haan van het LUMC een presentatie over wat er hand is in de spiercellen als er sprake is van IBM. Lees het verslag.
Bij inclusion body-myositis (IBM) is er ontsteking in de spiercellen en stapelen eiwitten zich op. Het is niet bekend hoe dat met elkaar samenhangt. Ons doel is te begrijpen wat er in verschillende spiercellen gebeurt: zowel in spiercellen waar eiwitten zich ophopen, als in cellen die worden omringd door ontstekingscellen.
Met een nieuwe techniek genaamd ‘spatial transcriptomics’ proberen we beter inzicht te krijgen in de processen die in verschillende spiercellen plaatsvinden. Deze techniek maakt het mogelijk om te kijken naar waar precies mRNA is gelokaliseerd. mRNA is een tijdelijke kopie van genen. Daarmee kun je zien welke genen actief zijn op welke locatie en welke niet (transcriptie is het ómschrijven (vertalen) van DNA naar mRNA wanneer een eiwit nodig is, ‘spatial’ betekent ‘ruimtelijk’). Zo kunnen we ontdekken welke processen in IBM-spiercellen verstoord zijn.
Onze eerste resultaten zijn erg interessant. Allereerst zien we bij IBM een sterke toename van ontstekingscellen en een afname van het type spiercellen dat normaal betrokken is bij snelle bewegingen (type 2-spiercellen). Daarnaast zien we een specifieke groep spiercellen die vaak omringd wordt door ontstekingscellen en mRNA tot expressie brengt waarvan we denken dat het verband houdt met eiwitstapeling. Deze cellen lijken bovendien iets te presenteren aan het immuunsysteem. Wat precies wordt gepresenteerd, onderzoeken we nog. Dit kan mogelijk een aanknopingspunt zijn voor toekomstige therapieën.
Verder gaan we binnenkort starten met het ontwikkelen van een celmodel voor IBM, waarmee we de ziekte in het laboratorium kunnen nabootsen. Hiermee hopen we in de toekomst gericht te kunnen testen hoe we bepaalde processen in IBM kunnen remmen of juist stimuleren. Dat kan leiden tot nieuwe inzichten voor mogelijke therapieën in de toekomst.
Dit onderzoek wordt mogelijk gemaakt door financiering van EMBO, het Leids Universitair Fonds (LUF) en het Princes Beatrix Spierfonds en wordt uitgevoerd in het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC).