Klachten en verloop
Er zijn vier vormen van MD 1. Ze verschillen in de leeftijd waarop de klachten beginnen en in hoe ernstig de ziekte is.
1. Milde vorm
De klachten beginnen meestal na het vijftigste jaar. De meeste mensen krijgen alleen staar (een troebele ooglens). Soms is er ook lichte spierzwakte.
2. Volwassen vorm (klassieke type)
Deze vorm begint tussen de 12 en 50 jaar. De spieren worden langzaam zwakker, vooral in het gezicht, de kaak, keel en nek. Ook de spieren in de onderarmen en onderbenen worden zwakker. Na verloop van tijd worden lopen, traplopen en het tillen van zware dingen moeilijker. Veel mensen hebben last van vermoeidheid en pijn. De spieren ontspannen langzaam na aanspanning.
Op latere leeftijd kunnen ook concentratieproblemen en vermoeidheid ontstaan. Veel mensen slapen meer en hebben minder energie. Ook kunnen andere organen problemen geven, zoals de ogen (staar), het hart (hartritmestoornissen), de maag en darmen. De intelligentie van mensen met de milde en volwassen vorm verschilt niet van die van mensen zonder MD 1.
3. Kindervorm
Deze vorm begint tussen 1 en 12 jaar. Kinderen leren vaak later praten en begrijpen soms minder goed wat er wordt gezegd. Op school hebben ze moeite met leren en concentreren. Speciaal onderwijs kan nodig zijn.
Veel kinderen bewegen langzamer. Ze leren later staan, vallen vaak, rennen moeilijk en zijn onhandig. Door zwakke gezichtsspieren hebben ze vaak een weinig uitdrukkende gezichtsuitdrukking. Ook hebben ze soms moeite met sociale contacten. Veel kinderen zijn snel moe en slapen veel.
Andere klachten kunnen zijn: buikpijn, verstopping of diarree, en problemen met slikken en spreken. Als kinderen ouder worden, kunnen ook andere organen klachten geven, net als bij de volwassen vorm.
4. Congenitale vorm (aangeboren vorm)
De congenitale vorm komt bijna alleen voor bij kinderen van wie de moeder MD 1 heeft. Baby’s met deze vorm hebben vaak ernstige klachten. Ze zijn slap en hebben moeite met drinken en ademen.
Op latere leeftijd hebben zij een achterstand in hun verstandelijke en motorische ontwikkeling. Kenmerkend zijn een vlakke gezichtsuitdrukking en een zogenoemd ´tentmondje´. Soms hebben deze kinderen klompvoeten. De meeste kinderen leren uiteindelijk lopen.
Buikklachten, zoals pijn, krampen en verstopping, komen vaak voor. Ook oorontstekingen komen regelmatig voor. Daarnaast zijn er spraakproblemen, onder meer door zwakte van het gehemelte. Deze kinderen hebben een verstandelijke beperking. Ze leren meestal wel spreken en zichzelf verzorgen, maar vaak niet lezen en schrijven.