Hersenverbindingen in kaart gebracht bij ziekte van Pompe

Let op. Dit is een ouder bericht. Het kan zijn dat de inhoud niet meer actueel is.

27 maart 2023 dr. Hannerieke van den Hout, kinderneuroloog Erasmus MC, en Maarten Tanis, diagnosewerkgroep Congenitale en metabole spierziekten
persoon en scherm

Recent was er een onderzoek naar beeldvorming van de hersenen met behulp van een specifieke MRI-techniek bij de ziekte van Pompe. De resultaten werden gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Neurology. Hier volgt een samenvatting.

Achtergrond
Vergeleken met enkele tientallen jaren geleden heeft enzymvervangingstherapie (ERT) de vooruitzichten van mensen met de ziekte van Pompe drastisch veranderd. Kinderen met de klassieke infantiele vorm blijven leven dankzij de behandeling. Echter gaat ERT niet door de bloedhersenbarrière. Nu blijkt dat deze kinderen met de tijd progressieve afwijkingen gaan vertonen in de witte stof in de hersenen. De betrokkenheid van de hersenen bij de late onset-vorm is niet volledig opgehelderd. Onderzoekers wilden daarom meer te weten komen over de onderliggende structuur van de witte stof. Hiervoor pasten zij structurele MRI-technieken (T1, T2, FLAIR) en DTI toe bij twaalf patiënten met de klassieke infantiele vorm (leeftijd 5-20 jaar) en achttien patiënten met de late onset-vorm (leeftijd 11-56 jaar).

Verbindingen in kaart brengen
DTI staat voor ‘diffusion tensor imaging’ en is een variant van MRI (beeldvorming gebaseerd op magnetische eigenschappen). Bij DTI wordt gekeken naar hoe watermoleculen zich kunnen bewegen. Het water dat zich in de witte stof van de hersenen bevindt, kan zich het meest vrij bewegen in de richting van de verbindingen van de hersengebieden. DTI meet die bewegingen en brengt zo dus de hersenverbindingen in kaart. De resultaten kunnen met een computer worden verwerkt tot een driedimensionale weergave. (Zie ook: www.brainmatters.nl/database/dti Deze link opent in een nieuw tabblad).

Resultaten
De MRI-beelden werden gerangschikt volgens een beoordelingsschaal en er werden verschillende maten gebruikt:

  • functionele anisotropie (FA) voor de mate waarin de watermoleculen zich willekeurig bewogen of juist in een specifieke richting (langs aanwezige structuren);
  • gemiddelde diffusiviteit (MD) voor de mate waarin de watermoleculen zich überhaupt konden bewegen, oftewel: hoe ‘compact’ een weefsel is.

De scores op deze maten werden voor patiënten met de klassieke infantiele vorm vergeleken met een referentiepopulatie, met behulp van een speciale statistische methode. Voor mensen met de late onset-vorm van de ziekte van Pompe werden de resultaten vergeleken met gegevens uit de literatuur.

Veranderingen in witte stof
Bij patiënten met de klassieke infantiele vorm vonden de onderzoekers veranderingen in de FA en MD in vergelijking met de referentiepopulatie. Langere verbindingen leken het zwaarst getroffen. Patiënten met de klassieke infantiele vorm met vergevorderde afwijkingen in de witte stof vertoonden op structurele MRI de grootste afwijkingen van de referentiepopulatie. De FA en MD van de lange verbinden waren bij de late onset-vorm vergelijkbaar voor jongere en oudere patiënten.

Conclusies

  • Er werden geen afwijkingen gevonden bij patiënten met de late onset-vorm van de ziekte van Pompe.
  • Bij patiënten met de klassieke infantiele vorm werden kwantificeerbare, substantiële veranderingen in de microstructuur van de witte stof gevonden.
  • DTI is een veelbelovend techniek en kan mogelijk de respons monitoren van toekomstige therapieën die op de hersenen zijn gericht.

Meer lezen?
Een samenvatting van het Engelstalige artikel is te lezen via PubMed. Deze link opent in een nieuw tabblad Het volledige artikel is gratis te lezen via de National Library of Medicine Deze link opent in een nieuw tabblad.

Laatste nieuws en ontwikkelingen

Terug naar het overzicht