Medewerkers aan Franse onderzoeksinstituten fokten vier honden met autosomaal dominant overervende centronucleaire myopathie. Ze blijken een betrouwbaar model voor het meten van de ziektevoortgang en het effect van mogelijke therapieën voor mensen in de toekomst.
Inzet van honden in onderzoek centronucleaire myopathie
Let op. Dit is een ouder bericht. Het kan zijn dat de inhoud niet meer actueel is.

De onderzoekers kregen hulp van de Britse eigenaar van een Bordercollie met symptomen van CNM: een looppatroon met korte stappen en een stijve gang met daarnaast zogenaamde instorting van de bekkenbodem bij hevige inspanning. De Britse collie had een fout in het gen dat codeert voor het DNM2-eiwit (de officiële notering van de genafwijking is c.1393C>T [R465W]). Deze fout in het DNA komt ook bij mensen met centronucleaire myopathie relatief vaak voor (25% van de gevallen). De onderzoekers insemineerden in Frankrijk een hond met materiaal van de Bordercollie om zo een model te creëren voor onderzoek naar deze ziekte. Er waren al muizen met centronucleaire myopathie, maar met honden, die fysiologisch meer op mensen lijken, is het ziekteverloop en het effect van eventuele nieuwe medicijnen in de toekomst mogelijk beter te voorspellen.
Kenmerken van dieren met CNM
Vier van de vijf nakomelingen van deze hond hadden de c.1393C>T mutatie in het DNM2-gen ook. Toen de puppies één jaar waren, waren de rugspieren en de kauwspieren verzwakt. Ook merkten de onderzoekers dat de spiermassa in de biceps en de kleermakersspier afnam en een veranderde structuur hadden. Deze honden hadden minder voorwaartse kracht. Bloedwaarden en creatinekinase-niveaus waren niet anders dan bij gezonde honden, terwijl dat bij veel mensen met een spierziekte wel zo is.
In de spieren van de honden was met een microscoop te zien dat de celkernen in het midden van de spiercel zaten (een kenmerkend verschijnsel van CNM) en dat de spiervezels kleiner waren dan normaal. Er waren aanwijzingen dat er iets mis was met de mitochondriën (de energiefabriekjes van de cellen). Op een schaal voor ziekte van weefsels scoorden de spieren van de honden een 3, terwijl gezonde spieren een 1 scoren.
Als dit vergeleken wordt met de muis met de c.1393C>T (r465w)-mutatie, blijken de kenmerken grotendeels hetzelfde. De muis vertoonde atrofie (afname in de hoeveelheid spieren), minder spierkracht, afwijkend weefsel en een veranderde verdeling van de mitochondriën. De kernen van de spiercellen liggen bij de muis echter níet centraal.
EU-standaarden
Het onderzoek is volgens EU-standaarden uitgevoerd. Gebruikte technieken omvatten een snelheidsmeter (accelerometer) en ultrasonografie. Met dit laatste middel worden met geluidstrillingen de lengte van de stappen van de hond, frequentie van stappen, regelmaat en kracht gemeten.
Alternatieven voor dierproeven
Gebruik van dieren bij onderzoek is helaas soms nog steeds nodig en soms zelfs wettelijk verplicht om levensreddende of betere behandelingen voor patiënten te realiseren. Meer hierover valt te lezen in het Standpunt Samenwerkende Gezondheidsfondsen Deze link opent in een nieuw tabblad over dierproeven en de ontwikkeling voor dierproeven. Het SPF investeert met het onderzoeksprogramma Humane meetmodellen Deze link opent in een nieuw tabblad in de ontwikkeling van betere, humane (menselijke) meetmodellen en zet zich samen met andere partijen in om de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven te stimuleren.
Bron: Böhm J. et. al. A dog model for centronuclear myopathy carrying the most common DNM2 mutation. Dis Model Mech. 2022 Apr 1;15(4):dmm049219. Doi: 10.1242/dmm.049219. Epub 2022 Apr 14.PMID: 35244154. Zie: https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/35244154/ Deze link opent in een nieuw tabblad.
Dit artikel is gecontroleerd door PhD-student Sanne van de Camp, Radboudumc