MD 1 in podcast “De zeldzame aandoening”
Een behandeling op maat voor mensen met ALS – dat is waar neuroloog en onderzoeker dr. Wouter van Rheenen voor gaat. In het UMC Utrecht zetten onderzoekers zich in om dat doel dichterbij te brengen. Ze starten een onderzoek om genetische oorzaken van ALS beter in kaart te brengen – in mini-zenuwcellen in het lab.
Voor het eerst is er in Europa een zeldzame genetische vorm van (familiaire) ALS te behandelen met gentherapie. Zie Nieuw middel voor ALS beschikbaar in Nederland – Spierziekten. Helaas geldt dit nog maar voor een kleine groep patiënten. In theorie kan gentherapie ook bij andere vormen van ALS ingezet worden om de ziekte te remmen, of soms zelfs tot stilstand te brengen. Maar: dat geldt alleen voor mensen bij wie de oorzaak genetisch is. Én de genafwijking bekend.
Dr. Wouter van Rheenen, neuroloog en onderzoeker in het UMCU: “Bij ongeveer 5 tot 10 procent van de mensen met ALS vinden we in het bloed de exacte DNA-afwijking die de ziekte veroorzaakt.” Dat is een klein deel. Daarom gaan onderzoekers in het UMCU nu op zoek naar méér genetische oorzaken van ALS – dit keer niet in het bloed, maar in zenuwcellen. Wouter: “Door genafwijkingen te onderzoeken in zenuwcellen van patiënten hopen we vaker een behandelbare genetische oorzaak te vinden.”
ALS is een ziekte van de zenuwcellen, dus juist daar valt veel te leren over genetische oorzaken. Maar zenuwcellen uit het ruggenmerg of de hersenen halen? Dat gaat niet zomaar. Gelukkig hebben de onderzoekers iets slims bedacht. In het laboratorium kunnen ze witte bloedcellen of huidcellen van mensen met ALS ‘herprogrammeren’ tot zenuwcellen. Die nieuwe cellen hebben precies hetzelfde genetische profiel als de patiënt. Zo kunnen onderzoekers DNA-onderzoek doen in zenuwcellen zonder zenuwcellen af te nemen. “We willen zo meer onbekende genetische oorzaken vinden van ALS waardoor in de toekomst meer mensen in aanmerking kunnen komen voor gentherapie.”
“Het mooiste is dat we de grenzen van onze kennis over ALS steeds weer verleggen.”
Wouter neemt ons mee in het onderzoek. “De eerste stap is onderzoeken hoe goed en snel we zenuwcellen kunnen maken voor mensen met ALS. We gebruiken daarvoor huid- of bloedcellen, en elke optie heeft z’n eigen uitdagingen.” Maar welke van de twee kunnen ze het beste gebruiken? “Het wordt nu een beetje technisch,” vervolgt Wouter, “maar huidcellen zijn makkelijker om mee te werken. Alleen: het proces is trager en je hebt er een huidbiopt voor nodig. Bloed daarentegen is makkelijker af te nemen, maar het herprogrammeren – het omzetten naar zenuwcellen – is juist weer ingewikkelder. Daarna kijken we hoe goed het herprogrammeren is gelukt. Oftewel: hoe goed lijken de gemaakte zenuwcellen op lichaamseigen zenuwcellen.”
Daarna begint de zoektocht naar genetische veranderingen in deze zenuwcellen. De onderzoekers brengen daarvoor zowel het DNA als het RNA in beeld – iets wat in bloed niet zomaar lukt, laat Wouter ons weten. “DNA kun je zien als het vaste bouwplan van een cel. RNA is als het boodschappenlijstje dat de cel gebruikt om dat plan uit te voeren. Door beiden te onderzoeken, krijgen we veel meer data, data van wel meer dan 20.000 genen.”
Dat klinkt misschien abstract, maar stel je voor: het is alsof je in één keer toegang krijgt tot een bibliotheek met meer dan 20.000 boeken, elk met informatie over hoe het lichaam werkt. Hoe meer boeken de onderzoekers kunnen lezen, hoe groter de kans dat ze de pagina vinden waar ALS begint.”
Wel benadrukt Wouter dat het een enorme uitdaging blijft een ziekmakend foutje in al deze genen te vinden. Gelukkig hebben de onderzoekers veel ervaring met het analyseren van deze data en kunnen ze gebruikmaken van de alsmaar groeiende kennis over de werking ons DNA.
“Als er nog onbekende genetische afwijkingen worden gevonden, is het belangrijk om gericht te zoeken of deze veranderingen ook terug te vinden zijn in het bloed,” vertelt Wouter. “Als dat zo is, kunnen we bijvoorbeeld ook bij familieleden onderzoeken of ze wel of niet verhoogd risico hebben om ALS te krijgen.”
“Belangrijk om nog te noemen: In de toekomst kunnen deze geherprogrammeerde zenuwcellen ook gebruikt worden om nieuwe medicatie op te testen en zo een persoonlijke behandeling te vinden voor een patiënt,” aldus Wouter. En: het kan ook heel goed zijn dat een heleboel vormen van ALS simpelweg niet genetisch zijn. Er is dus zeker niet zomaar voor iedereen een oplossing [red.].
“Het Spierfonds stelt ons in staat om onderzoek dat we op het laboratorium doen naar patiënten in de spreekkamer te brengen.”
Lees het nieuwsbericht van het Prinses Beatrix Spierfonds