Soorten en fasen onderzoek
Medisch-wetenschappelijk onderzoek is heel breed. Het gebeurt op veel manieren en op verschillende plekken. Dat kan in een laboratorium zijn, maar ook daarbuiten.
Voor onderzoekers iets kunnen zeggen over een behandeling tegen een spierziekte, moeten ze eerst veel leren over de ziekte. Ze willen weten hoe de ziekte verloopt en wat er in het lichaam precies misgaat. Ook onderzoeken ze hoe je kunt testen of een behandeling werkt of niet. Soms is dat al een onderzoek op zichzelf.
Onderzoek kan ook op verschillende manieren worden gedaan. Bijvoorbeeld bij mensen, dieren, cellen of met computermodellen. Onderzoekers kunnen informatie uit oude onderzoeken verzamelen en samenvatten. Ze kunnen ook werken met grote verzamelingen gegevens (data). Ze kunnen ook één patiënt goed bestuderen of juist een grote groep mensen jarenlang volgen. Daarbij kijken ze wat er gebeurt met deze mensen met of zonder behandeling.
Soorten
Er zijn heel veel soorten onderzoek mogelijk. Daarbij is er onderscheid tussen fundamenteel, preklinisch en klinisch onderzoek én onderzoek gericht op de kwaliteit van leven. Deze vormen van onderzoek volgen elkaar op in de tijd, soms in meerdere achtereenvolgende fasen.
Fundamenteel onderzoek
De zoektocht naar een behandeling of medicijn begint vaak bij fundamenteel onderzoek. Wetenschappers zoeken in het laboratorium naar inzichten in de oorzaak, het ziektemechanisme en aangrijpingspunten voor behandeling. Mogelijke medicijnen testen ze op cellen in het laboratorium.
Preklinisch onderzoek
Bij proefdieren wordt gekeken of een middel veilig is en werkt. Er is ook aandacht voor alternatieve modellen, bijvoorbeeld de ‘muscle-on-a-chip’. Zie het artikel Minispiertjes in een bakje (Contact Magazine, maart 2021)
Klinisch onderzoek
In klinisch onderzoek is de mens aan de beurt. Deze onderzoeken worden ook wel trials genoemd. Meestal krijgen gezonde vrijwilligers het middel als eerst. Bij hen wordt gekeken hoe het middel in het lichaam werkt en wat eventuele bijwerkingen zijn. Daarna volgen patiënten en wordt ook gekeken naar het effect en de optimale dosis.
Een uitzondering: GentherapieënOp dit moment wordt veel onderzoek gedaan naar gentherapie. Bij gentherapie wordt een gezond stuk DNA in de cellen gebracht, met behulp van een virus. De meeste therapieën in ontwikkeling gebruiken het ‘adeno-associated virus’ (AAV), dat via een infuus in het bloed wordt gebracht. Via het bloed gaat het virus naar de cellen om daar een gezond gen af te leveren. worden bijna nooit bij gezonde vrijwilligers getest. Die behandelingen richten zich op heel specifieke DNA-afwijkingen en kunnen niet ongedaan gemaakt worden.
Kwaliteit van leven-onderzoek
Ondanks de vele ontwikkelingen zijn medicijnen bij de meeste spierziekten helaas nog niet in zicht. Ook de oorzaak en het precieze ziektemechanisme zijn bij lang niet alle spierziekten bekend. Toch wil dat niet zeggen dat er niks aan bepaalde klachten te doen is. Manieren om klachten te verminderen of er beter mee te leren omgaan, staan centraal in het kwaliteit-van-leven-onderzoek. Het gaat bijvoorbeeld om het testen van nieuwe trainingsvormen of de effecten van cognitieve gedragstherapie, mindfulness of hulpmiddelen.
Spierziekten Nederland volgt de ontwikkelingen in alle soorten onderzoek en informeert haar leden over belangrijke resultaten. Dit gebeurt onder meer via deze website, diagnosenieuwsbrieven en de Spierziektedag.