Voortgezet onderwijs en studie

Keuzes in het voortgezet onderwijs

De overgang van basis- naar voortgezet onderwijs is een goed moment om nogmaals te bekijken welk type onderwijs het meest geschikt is. Misschien is je kind na het reguliere basisonderwijs toe aan een school waarop hij geen uitzondering meer is. Omgekeerd kan je kind ook genoeg hebben van het speciaal onderwijs en liever naar een reguliere school voor voortgezet onderwijs gaan.

Het reguliere voortgezet onderwijs

De praktische mogelijkheden zijn een belangrijk aandachtspunt bij de schoolkeuze in het reguliere voortgezet onderwijs. Kleinere scholen zijn meestal gezellig en gemoedelijk, maar zitten ook vaak in oudere gebouwen met trappen en drempels. Is de school bereid tot bouwkundige en organisatorische aanpassingen? Of kan de school ervoor zorgen dat je kind altijd op de begane grond les krijgt? Kan het toilet zonodig worden aangepast?
Scholen hebben een acceptatieplicht voor jongeren met een lichamelijke beperking. De vraag is of je een juridisch gevecht wilt aangaan als een school niet meewerkt.

Grote scholengemeenschappen in nieuwe gebouwen hebben vaak wel een lift en aangepaste toiletten en zijn goed toegankelijk met een rolstoel. Maar krijgt je kind daar wel voldoende aandacht? Andere vragen die kunnen spelen zijn:

  • Kan je kind zelf op school komen of heeft hij speciaal vervoer nodig? En zo ja, hoe heeft de gemeente dat vervoer geregeld?
  • Kan je kind op school met een laptop werken zodat hij niet met boeken hoeft te sjouwen?
  • Is er iemand in de school aanwezig die kan helpen met het aan- en uittrekken van kleding of als je kind naar het toilet moet?
  • De school mag zulke zorgtaken niet aan willekeurige medeleerlingen of docenten overlaten. Eventueel kun je hiervoor ook met het pgb iemand inhuren.
  • Wat betekent het voor je kind om als enige in een massa leerlingen slecht te kunnen lopen of in een rolstoel te zitten?
  • Vaak is een praktische test de beste oplossing. Kijk hoe leerlingen, docenten en conciërges reageren als je met je kind binnenkomt. Let er op of er andere kinderen met een handicap zijn en vraag hen hoe zij zich redden. Ook is het vaak mogelijk een proefperiode af te spreken waarin je kind bijvoorbeeld één dag per week naar een reguliere school gaat en de rest van de week een mytylschool bezoekt.
  • Door de wisselende docenten is het ook belangrijk om ervan verzekerd te zijn dat je kind een mentor heeft die ook voor jou altijd bereikbaar en aanspreekbaar is. Een goede samenwerking met een mentor is goud waard.

Het voortgezet speciaal onderwijs

Gaat je kind naar het voortgezet speciaal onderwijs en woon je niet in de buurt van zo'n school, dan kan je kind door de week in een internaat wonen. Voor een kind van twaalf jaar dat altijd thuis gewoond heeft, is dat een grote overgang. Een ouder kind dat al in het speciaal onderwijs zit, wil misschien juist met zijn vrienden mee naar het internaat.
Het voortgezet speciaal onderwijs bereidt jongeren vaak via kamertrainingsprojecten voor op een zelfstandig leven en biedt vervolgopleidingen in verschillende beroepssectoren. Meestal liggen die opleidingen op vmbo-niveau. In Huizen, Arnhem, Nijmegen en Rotterdam is het mogelijk een opleiding op havo- of vwo-niveau te volgen binnen het speciaal voortgezet onderwijs.

Studie- en beroepskeuze

Een kind met een spierziekte kan op jonge leeftijd best fantaseren over 'droomberoepen' als piloot, brandweerman of danseres. Hij begrijpt meestal nog niet waarom dat niet zou kunnen. Ook als een kind wel begrijpt dat de ziekte beperkingen meebrengt, hoef je hem niet bij voorbaat af te remmen in zijn ambities. Op het gebied van studie en werk kan vaak veel meer dan kinderen, ouders, docenten of schooldecanen denken. Met een spierziekte zijn veel studies te doen en beroepen uit te oefenen. Daarvan zijn inmiddels genoeg voorbeelden bekend.

Het belang van opleiding

Een goed opleidingsniveau vergroot de kansen van je kind op een baan. Uit onderzoek blijkt dat het voor gehandicapte jongeren met een hogere opleiding bijna net zo gemakkelijk is als voor leeftijdgenoten zonder handicap om een leuke baan te vinden. De arbeidsmarkt heeft behoefte heeft aan mensen die goed zijn in beroepen waar veel denkwerk en creativiteit aan te pas komt. Spierkracht is minder belangrijk. Voor jongeren met een middelbare beroepsopleiding liggen er vooral in de dienstverlenende sector kansen.

Voorzieningen en regelingen

Voor het volgen van opleidingen na het voortgezet onderwijs met een lichamelijke beperking bestaan allerlei regelingen en voorzieningen:

  • een studietoeslag van 150 tot 300 euro;
  • extra studiefinanciering;
  • behoud van de Wajong-uitkering;
  • aangepaste examens en afstudeerregelingen;
  • een aangepast studierooster;
  • individuele regelingen met docenten en decanen;
  • speciale communicatievoorzieningen (zie ook Wetten en regels);
  • speciale decanen voor studenten met een handicap of chronische ziekte op universiteiten en hogescholen;
  • aangepaste kamers op de campus.

Lang niet alle studenten met een handicap die recht hebben op die voorzieningen, maken daar ook gebruik van. Soms komt dat door onbekendheid, soms omdat ze niet in een uitzonderingspositie willen zitten. Die voorzieningen blijken vaak hard nodig om opleidingen toegankelijker te maken voor jongeren met een lichamelijke beperking.

Beroepskeuzetest

Bij twijfel over de haalbaarheid van een bepaalde studiekeuze, kan een jongere via zijn school voor voortgezet onderwijs een beroepskeuzetest doen. De stichting Handicap + Studie heeft een speciale beroepentest gemaakt voor jongeren met een handicap. Die test wordt gratis beschikbaar gesteld aan decanen, trajectbegeleiders en studieadviseurs uit het voortgezet onderwijs (VO), het middelbaar beroepsonderwijs (MBO), het hoger beroepsonderwijs en het Wetenschappelijk Onderwijs (WO).

In het voortgezet speciaal onderwijs adviseert de school meestal over mogelijke vervolgopleidingen. Speciaal beroepsonderwijs is te volgen aan het REA College Nederland dat vier vestigingen in het land heeft. Deze opleidingen hebben meestal internaten voor leerlingen die te ver weg wonen. Omdat speciaal hoger onderwijs in Nederland niet bestaat, zijn studenten aangewezen op de reguliere universiteiten en hogescholen.