Anesthesie en het hart

Spierziekten, narcose en het hart

Bij sommige spierziekten kunnen hartaandoeningen voorkomen. Dit kan een cardiomyopathie zijn, dan werkt de hartspier niet effectief of een geleidingsdefect, dan wordt de elektrische activiteit in het hart niet goed overgebracht waardoor ritmestoornissen kunnen ontstaan.

De meeste anesthesiemiddelen hebben een dempend effect op het hart waardoor de pompfunctie bij een al bestaande cardiomyopathie verder kan verslechteren. Ook kan een reeds bestaande geleidingsstoornis toenemen. Met goede informatie vooraf over de functie van het hart kan de anesthesioloog kiezen welke middelen het meest geschikt zijn om anesthesie te geven. Ook kan hij beslissen of eventueel hartondersteunende medicatie en aanvullende hartbewaking tijdens en kort na de operatie nodig zijn. Hiervoor zal mogelijk eerst extra onderzoek verricht worden (navraag van de klachten, lichamelijk onderzoek, een elektrocardiogram [ECG], echo-onderzoek van het hart, een fietsproef en eventueel beoordeling door een cardioloog).

Meer over deze en andere te nemen maatregelen en hoe u uw arts kunt informeren over de risico’s, zie Voorzorgsmaatregelen bij anesthesie