Plaatselijke en regionale verdoving

Voorkeur voor lokale verdoving

Plaatselijke en regionale verdovingstechnieken geven een zeer goede en vaak langdurige pijnstilling met relatief weinig bijwerkingen. Dat is natuurlijk een belangrijk voordeel. Hiermee kan het versuffende effect van via de bloedbaan toegediende middelen als morfine vermeden worden. Deze vormen van verdoving verdienen daarom vaak de voorkeur ten opzichte van algehele anesthesie.

Kleine ingrepen

Bij een plaatselijke verdoving wordt de prikkelgeleiding in de zenuw gedurende een beperkte tijd geblokkeerd. Bij kleine ingrepen zoals de hechting van een snee is dit meestal de eerste keus van verdoven voor mensen met een spierziekte omdat er weinig of geen bijwerkingen zijn.

Verdoven van grotere delen van het lichaam

Wanneer het noodzakelijk is een groter deel van het lichaam te verdoven, spreek je over regionale anesthesie. De bekendste voorbeelden hiervan zijn epidurale en spinale anesthesie, beter bekend als de ruggenprik. Hierbij worden verdovingsvloeistoffen in de buurt van zenuwwortels gespoten zodat een groter gebied (het onderlichaam) verdoofd raakt, zowel voor het gevoel als voor de beweging.
Een andere mogelijkheid is een plexusverdoving, als een kleiner gedeelte van het lichaam (bijvoorbeeld een arm) behandeld wordt. Hierbij worden meerdere zenuwen opgespoord met een echo en apart of samen verdoofd.

Voorzorgsmaatregelen

Er is geen bewijs dat lokale en regionale anesthesie bij iemand met een spierziekte extra risico's met zich meebrengen. Toch is het belangrijk dat uw arts weet om welke spierziekte het gaat. Informeer hem hierover, zie ook Voorzorgsmaatregelen bij anesthesie